Veters

Tram 3 net gehaald! Dankzij twee kinderen die met gespreide armen de deur voor me openhouden. Ik bedank de jongen en het meisje en we lopen meteen met elkaar door. De jongen gaat tegenover me zitten, het meisje naast me. Wat een klein incidentje al saamhorigheid teweeg kan brengen!
“Mooi haar heb je!” zeg ik bewonderend tegen het meisje en even raak ik de roze krullen aan die naast haar gezichtje dansen. Daarachter is het haar gewoon blond.
Enthousiast laat ze mij meteen op haar telefoontje zien van welk merk die haarverf is en uit welke kleuren ze kon kiezen. Ik merk op dat ik ook mijn haar kleur omdat ik anders grijs haar zou hebben, maar gewoon lichtbruin. “Ik kan mijn haar toch moeilijk roze gaan kleuren”, zeg ik, half vragend. Ze kijken me onderzoekend aan.
De jongen denkt dat het me niet echt zou staan, het meisje vindt dat het best kan. Daarna komen we op onze lievelingskleuren. Het meisje houdt het op roze, maar lila en paars kunnen er ook mee door. Ik vertel dat mijn lievelingskleur op dit moment donkeroranje is. De jongen houdt van groen en dat is te zien ook: hij draagt een lichtgroen jack en als hij dat open ritst, zie ik een olijfgroene outfit uit één stuk. Ik ben niet echt onder de indruk, maar hij laat een badge zien met ‘military’ erop en nog wat meer stoere tekst. “We gaan naar het Universum, daarom heb ik dit aan”, zegt hij. Nu snap ik het.
We springen heerlijk van de hak op de tak en komen op het volgende onderwerp: schoenen. De zool van een van de schoenen van de jongen is aan de voorkant helemaal los. Maar hij kan er nog goed op lopen, het zijn z’n lievelingsschoenen. Ze hebben klittenband, dat is wel heel handig. Veters strikken vindt hij maar lastig en duurt zo lang. Ik til een van mijn sneakers op en maak de veters los. “Laat eens zien hoe jij veters strikt”, nodig ik hem uit en zonder na te denken wil hij dat meteen wel demonstreren.
Eerst gaat hij recht voor de schoen zitten. Dan begint hij uiterst geconcentreerd en heel langzaam de veters te strikken. Alsof hij het voor het eerst van zijn leven doet. “Ik heb het vorig jaar pas geleerd”, zegt hij bij wijze van verklaring. Ik vraag hem hoe oud hij is. Negen jaar is hij.
Nu wil het meisje laten zien hoe snel zij het kan. Zij blijkt 11 jaar te zijn.
We maken er een wedstrijdje van en beginnen te tellen (volgens mij tellen ‘n paar mensen om ons heen ook mee). We komen tot zes. Nu ben ik natuurlijk aan de beurt en kom ook tot zes! De jongen doet het nog een keer opnieuw, maar tot minder dan 11 tellen komt hij niet. Het meisje en ik leren hem nog een paar trucjes.
Ze stappen bij halte Spui uit, want eerst gaan ze nog even naar Jamin. “Ja-min”, zeggen ze. Voor mij is het nog steeds “Sja-min”.
Wat zijn kinderen nog onbevangen op deze leeftijd, denk ik als ik weer alleen ben.
Voor van alles te porren, net als ik eigenlijk. Die eigenschap blijft altijd bij mij horen. Onbedorven, zou je ook kunnen zeggen. Hoe zou dat over laten we zeggen tien jaar zijn? De tram houden ze voor me open, dat lijkt mij wel. Maar daarna gaan ze ergens, los van mij, zitten en komen hun smartphones tevoorschijn. Of ze gaan met elkaar praten, zonder op de omgeving te letten. Een te somber beeld? Een realistisch beeld? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat ik van deze kinderen heb genoten. Ze worden kennelijk goed opgevoed, want ze zijn beleefd en vriendelijk.
Een minpuntje: ze hadden de jongen eerder moeten leren hoe je schoenveters strikt.

Mia Meijer – 12 februari 2024